CHRISTIAAN WISSE PROCES-VERBAAL 2DE VERSIE








Christiaan Wisse uit Brouwershaven.
Na de oorlog schreef hij zijn Proces-Verbaal.
Hiervan treft u hieronder een tweede versie.



INLEIDING

Van Rien Wisse, de oudste zoon van Christiaan Wisse, ontving ik een map met stukken die betrekking hebben op z'n vader. Daar zat ook een copy van het bekende Proces-Verbaal. Toen ik het vergeleek met het exemplaar uit hoofdstuk f (rechtermarge) vielen me al direct een aantal verschillen op. Bij versie 2 is de spelling aangepast aan de moderne tijd en allerlei details zijn toegevoegd of weggelaten.

Mijn veronderstelling is dat Christiaan Wisse zijn eerste versie na enige tijd nog eens grondig heeft bekeken en aangepast. Het onderstaande is het definitieve proces-verbaal geworden. Met een begeleidende brief is het als Bijlage 1 naar de officiële instanties verzonden. Ik geef hieronder een aantal saillante verschillen tussen de eerste en tweede versie:

1. Het blijkt dat Prins Bernhard geraadpleegd is in verband met het plan van de overtocht. Uit de nieuwe formulering blijkt ook dat het niet alleen ging om het lijfsbehoud van de betrokkenen, maar ook om een militaire betekenis:
"In overleg met Z.K.H. Prins Bernhard, die toen als Hoofd van de Binnenlandse Strijdkrachten te Brussel vertoefde, werd besloten een aantal van deze personen van het eiland Schouwen en Duiveland weg te halen. Deze personen moesten vervolgens voorzien zijn van kaarten, waar landingen mogelijk waren en de Geallieerden verzochten tevens de op kaart aangeduide objecten waar Duitsers hun stellingen gebouwd hadden, alsmede de sterkte dezer troepen."

2. In versie 2 wordt gewag gemaakt van de geheime telefoonverbinding van Minkema, die zo'n belangrijke rol heeft gespeeld (zie hoofdstuk e in de rechtermarge):
"Op 6 December 1944 omstreeks middernacht, hadden de ons vergezellende Engelse Officieren telefonisch contact (geheime verbinding van de P.Z.E.M.) met de Geallieerden te Sint Philipsland en de afspraak werd gemaakt de onderneming nogmaals te proberen op 7 December 1944 tussen 20.-en 21.-uur."

3. Wisse heeft het over een dijkwachterswoning met een nauwkeurige plaatsbepaling.
"Op 7 December 1944 waren wij allen wederom op de plaats aanwezig, en wel in een dijkwachterswoning, staande aan de zeedijk, ongeveer 300 meter westwaarts van de Boereweg en ongeveer 300 meter oostwaarts van Suzanna's Kisters Inlaag, ongeveer 3 km verwijderd van de bebouwde kom der gemeente Zierikzee."



Christiaan Wisse en zijn vrouw Femia van Beest


4. In versie 1 worden Wisse en zijn vrouw 7 minuten opgehouden. In versie 2 is die tijd langer. Niet onbelangrijk:
"Nadat ze ons ongeveer tussen de 10 en 15 minuten hadden opgehouden - af en toe werden wij met een zaklamp beschenen - vervolgden zij de weg naar de richting van de zeedijk. Gezien de afstand welke ik voor mijn vrienden was en de tijd waarin de Duitse militairen ons hadden opgehouden, was voor ons een bewijs, dat mijn vrienden het licht van mijn lantaarn hebben gezien."

5. Nog meer dan in de eerste versie wijst Wisse op zijn vriendschap met de gehangenen. Zie ook het vorige punt.
"Op 10 December 1944, omstreeks 12.-- uur zijn mijn vrienden in de laan van het Slot "Moermond" te RENESSE in het openbaar terechtgesteld door middel van de strop."

6. Het meest opmerkelijk in versie 2 vind ik de verklaring van Cornelis de Boer. In zijn eerdere verklaringen vertelt hij (in hoofdstuk c en in het eerste Proces-Verbaal van Wisse), dat de mannen doodstil naar hun executieplaats liepen.
In zijn latere getuigenis komt hij hiervan terug: hij verklaart dat de 9 mannen op weg naar de strop, enkele minuten voor hun dood, het eerste vers van het Lutherlied zongen: 'Een vaste burght is onze God'. Ze zongen dat al in de Bunker met ds. Voorneveld. Nu dus opnieuw. Heel bijzonder en vertroostend:
"In Renesse aangekomen, moesten die mensen in een houten hok en ik moest bij de deur blijven staan. Ik hoorde dat die mensen zongen van: "Een Vaste Burght is onze God". Al zingende, verlieten zij het hok en moesten ze achter elkander plaats nemen op een lange tafel."

7. Het verhaal van getuige 3: Jouke Schaap verwijderd. Deze man was NSB'er. Hij heeft een opvallende rol in het leven van Wisse gespeeld. Wisse heeft eens gezegd: "Ik heb mijn leven te danken aan God en aan luitenant Schaap". Dat zegt wel wat. Zie hierboven.

8. De gegevens omtrent verbeurdverklaring zijn in de tweede versie veel korter. Die zijn overigens best informatief.

9. Aanvankelijk was er onzekerheid over het lot van de Armeen Jork Mikiniejan. Anna Hage zag hem na de kogelregen de dijk opkruipen. Later blijkt hij toch gesneuveld te zijn. Wisse identificeert hem aan de kleren die hij aan had op de avond van vertrek:
"De Armeens Onder Officier, waarvan getuige HAGE spreekt is vermoedelijk omstreeks 15 Februari 1945 in de buurt van KERKWERVE uit het water opgehaald. De aldaar aanwezige Duitse militairen deelden de Arts v.d. MOER, wonende te Brouwershaven mede, dat er geen Duitsers werden vermist. Volgens het signalement dat Dr.v.d.MOER mij verbalisant, op 12 Juni 1945 opgaf, bleek, dat het niet onmogelijk is, dat Jork MIKINIEJAN te KERKWERVE na de vlucht van de boot te water is geraakt en verdronken is. Het signalement en de kleren die hij volgens Dr.v.d.MOER aanhad, komen overeen met hetgeen hij droeg op 7 December 1944, de avond van ons vertrek.

Het lijk ligt te Brouwershaven op de Algemene Begraafplaats begraven."




Over de betekenis van Christiaan Wisse vertel ik in de volgende clip, door Tjeerd Muller gemaakt, Hoe dichtbij was het slagen van de onderneming?


Hieronder volgt nu de definitieve versie van het Proces-Verbaal van Christiaan Wisse, een essentieel document over de Tien van Renesse.



MILITAIR COMMISSARIAAT ZEELAND

AFDELING SCHOUWEN EN DUIVELAND

SECTIE INTERNERING ZIERIKZEE

No. 150

PROCES VERBAAL contra leden der Duitse Weermacht die zich op 10 December 1944 te RENESSE hebben schuldig gemaakt aan moord op 10 Nederlanders (Illegale Werkers).

Naar aanleiding van het schrijven van den Procureur-Generaal, Fungerend Directeur van Politie te 's-Hertogenbosch afd.1 No.1124 d.d. 27 Juli 1945, betreffende het onderwerp "Oorlogsmisdadigers' en mede gelet op het schrijven van het Hoofd van de Internering Militair Commissariaat Zeeland No. K 00/2027 d.d. 13 Augustus en 17 Augustus 1945, heb ik:

CHRISTIAAN WISSE, Koninklijke Marechaussee, Opsporingsambtenaar, ingedeeld bij de Politieke opsporingsdienst te ZIERIKZEE, en wonende te BROUWERSHAVEN, Haven B 4, in opdracht van het Hoofd van de Recherche een onderzoek ingesteld wegens het feit dat door Duitse Militairen op 10 December 1944 te RENESSE 10 illegale werkers vermoord zijn.

In verband hiermee, werd mij, verbalisant door het Hoofd van de Recherche te ZIERIKZEE opgedragen een kort overzicht te geven waaruit blijken moet, dat het illegale werkers geweest zijn.

Door mij, Wisse, wordt vermeld:

Bij de ter dood veroordeelden waren personen, die gedurende de oorlog weigerden voor de Duitse Weermacht te werken - vervolgens personen die geweigerd hadden de Duitsers een opgave te verstrekken ten aanzien van de wegvoering van mannen van 18 tot 40 jaar en de bevolkingsregisters der gemeenten vernietigden en tenslotte personen, die waren aangesloten waren bij de O.D. - L.O. en I.D.

Op 3 december 1944 werd er door den Heer MINKEMA, Districtsleider P.Z.E.M. te Zierikzee, die telefonisch via een electrische draad van de P.E.Z.M. in verbinding stond met de Geallieerden van de bezetting te Sint-Philipsland gevraagd of de mogelijkheid bestond enige personen van het Eiland Schouwen en Duiveland weg te halen en over te brengen naar het door de Geallieerden bezet gebied.

In overleg met Z.K.H. Prins Bernhard, die toen als Hoofd van de Binnenlandse Strijdkrachten te Brussel vertoefde, werd besloten een aantal van deze personen van het eiland Schouwen en Duiveland weg te halen. Deze personen moesten vervolgens voorzien zijn van kaarten, waar landingen mogelijk waren en de Geallieerden verzochten tevens de op kaart aangeduide objecten waar Duitsers hun stellingen gebouwd hadden, alsmede de sterkte dezer troepen.

Een afdeling der Engelse Stoottroepen zou op 6 December 1944 tussen 19 uur en 20 uur in de nabijheid van Zierikzee aan land zouden komen en daar de volgende personen ophalen:

Jan Andreas VERHOEFF, geb. 25 Juni 1911 te Brouwershaven.
Marcus Pieter M. van der KLOOSTER, geb. 11 Nov. 1912 te Brouwershaven.
Iman Marinus van der BIJL, geb. 14 Augustus 1914 te Zonnemaire.
Cornelis LAZONDER, geb. 10 April 1913 te Renesse.
Adriaan Martijn PADMOS, geb. 23 September 1919 te Renesse.
Johannis OUDKERK, geb. 18 Maart 1900 te Renesse.
Joost Pieter JONKER, geb. 24 Augustus 1902 te Haamstede.
Leendert Marie JONKER, geb. 22 Maart 1915 te Haamstede.
Willem Maarten BOOT, geb. 4 Januari 1920 te Serooskerke.
Menke Koos van der BEEK, geb. 23 November 1918 te Zierikzee.
Marius Johannis de GLOPPER, geb. 14 Maart 1918 te Ellemeet.
Sijt Bernard BLACKS Engels Officier (onderduiker)
Philip HUDSON Engels Officier (onderduiker)
Bernhard de LEEUW, Engels vliegenier (onderduiker)
Jork MIKINIEJAN Armeens Onder-off. (onderduiker)
en tenslotte Verbalisant met zijn echtgenote Femia van BEEST.

Op 6 December 1944, omstreeks 19.-- uur waren wij allen op de afgesproken plaats te Zierikzee aanwezig.

Door de slechte weersomstandigheden mislukte deze onderneming.

Wij trokken ons terug naar Zierikzee, waar wij die nacht in leegstaande gebouwen de nacht doorbrachten.

Op 6 December 1944 omstreeks middernacht, hadden de ons vergezellende Engelse Officieren telefonisch contact (geheime verbinding van de P.Z.E.M.) met de Geallieerden te Sint Philipsland en de afspraak werd gemaakt de onderneming nogmaals te proberen op 7 December 1944 tussen 20.-en 21.-uur.




Op deze plek zou de groep aan boord gaan: Suzanna's Kisters Inlaag.

Op 7 December 1944 waren wij allen wederom op de plaats aanwezig en wel in een dijkwachterswoning, staande aan de zeedijk, ongeveer 300 meter westwaarts van de Boereweg en ongeveer 300 meter oostwaarts van Suzanna's Kisters Inlaag, ongeveer 3 km verwijderd van de bebouwde kom der gemeente Zierikzee.

Omstreeks 20.-- uur, hebben wij, na aan de buitenzijde van de dijk gekomen te zijn, wederom de afgesproken signalen gegeven. Om 20.07 uur, zag ik, verbalisant WISSE, dat er op het water van de Ooster Schelde 5 maal 3 korte lichtsignalen werden gegeven.

Om 20.30 uur kwam er uit de richting Zierikzee een auto en deze reed in de richting Haamstede en passeerde de plaats, waar wij ons verdekt hadden opgesteld. In deze auto waren Duitse Officieren gezeten.

Van uit zee konden zij die auto zien rijden, aangezien de rijweg ter plaatse ongeveer 400 meter over de dijk loopt. Daarna loopt de weg iets naar beneden en is van uit zee de auto niet meer te zien geweest.

Van 20.07 tot 21.-- uur, zijnde het tijdstip dat de boot volgens afspraak aan wal zou komen, heeft verbalisant WISSE geen lichtsignalen meer gezien, terwijl wij tot 21.-uur onafgebroken lichtsignalen gaven.

Op 7 December 1944, omstreeks 21.05 uur, hebben wij ons teruggetrokken van de zeedijk en verzameld in de dijkwachterswoning, waar de andere mensen zaten.

In bedoelde woning werd overleg gepleegd, waar de reeds ondergedoken personen wederom ondergebracht zouden kunnen worden.

Veiligheidshalve besloten enkele mensen in de woning te blijven, waar wij - v.d. Beek-Wisse - ze op 8 December zouden weghalen.

Door de agent van Politie v.d BEEK - die de leiding van de overtocht had - werd mij, verbalisant WISSE, opgedragen hem 150 meter vooruit te lopen en hij zou met de Engelsen en de Armeen, alsmede enkele Nederlanders naar Zierikzee volgen. Bij onraad zou ik lichtsignalen geven. Van de vuurwapens mocht ik geen gebruik maken.

Aan deze opdracht heb ik voldaan. Mijn echtgenote liep met mij mee.

Op de Boereweg gekomen, lopende in de richting Zierikzee lopende, stootte ik plotseling op 7 of 8 Duitse militairen, die vanachter de langs de weg gestapelde pakken stroo op ons afsprongen.

De soldaten hielden ons staande en vroegen mij, Wisse:

"Waar kom je vandaan en waar ga je heen?".

Mijn antwoord was van Haamstede te komen en op weg te zijn naar Zierikzee en omdat ik een defecte achterband van mijn rijwiel had (Mijn achterband was leeg) nu lopen moest. Met een electrische lantaarn lichtte ik op de achterband en maakte daardoor zodanige bewegingen met het licht, dat het licht door mijn vrienden gezien kon worden.

Verder vroegen ze mij, op mijn echtgenote wijzende, wie dat was. Mijn antwoord daarop was: "Dat is mijn vrouw." "Wij mogen in spertijd met onze vrouw lopen, dus dat heb ik nu ook gedaan". Vervolgens werden wij door de soldaten omsingeld. Duidelijk was waar te nemen, dat deze zwaar waren bewapend met handgranaten en machine-geweren. Een der soldaten, naar ik meen een Officier van de Waterdienst-Politie vroeg mij, Wisse, of ik een lichtkogel gezien had en waar deze precies was afgeschoten.

Ons antwoord was, niets van een lichtkogel af te weten en die ook niet gezien te hebben.

Zij spraken daarna fluisterend met elkander en daaruit kon ik begrijpen, dat ze overleg pleegden met elkander hetgeen ze met ons moesten aanvangen.

Nadat ze ons ongeveer tussen de 10 en 15 minuten hadden opgehouden - af en toe werden wij met een zaklamp beschenen - vervolgden zij de weg naar de richting van de zeedijk. Gezien de afstand welke ik voor mijn vrienden was en de tijd waarin de Duitse militairen ons hadden opgehouden, was voor ons een bewijs, dat mijn vrienden het licht van mijn lantaarn hebben gezien.

Nadat wij ongeveer 400 à 450 meter van de plaats, waar de Duitsers ons hadden opgehouden, waren verwijderd, hoorde ik plotseling dat er geschoten werd met machinegeweren en daarop met pistolen.

De Duitsers waren in een vuurgevecht geraakt en wij begrepen voldoende, dat mijn vrienden dit gevecht niet ontkomen zouden. De enige terugtochtsweg was de dijk, want aan weerszijden van de dijk was water. Ten zuiden van de dijk was de Schelde en ten noorden en westen het eiland Schouwen en Duiveland, dat geïnundeerd gebied was.

Het schieten heeft ongeveer geduurd tot 8 December 01.30, hetgeen gepaard ging met zware ontploffingen.

Bij een bezoek aan de woning is mij, Wisse, op 10 Juni 1945 gebleken, dat de Duitsers in de woning waar de andere mensen zich schuilhielden handgranaten geworpen hebben in de woonkamer.



De dijkwachterswoning, 300m ten westen vd Boerenweg.
Hier wachtte de groep.


10 mensen zijn toen in de nacht van 7 op 8 December 1944 door de Duitsers gevangen genomen, waaronder de door schoten getroffen zwaar verwonde C. Lazonder.

De anderen is het gelukt te ontkomen door het geïnundeerde gebied in te gaan en door uren achtereen te zwemmen konden deze hun leven redden.

De gevangen genomen mensen zijn - met uitzondering van de heer C. Lazonder - op 8 December 1944 opgesloten in het Weermachtsheim te Zierikzee.

In de nacht van 7 op 8 December 1944 werden alle leden van het gemeentelijk Politie-Korps te Zierikzee, alsmede de Marechaussee te Zierikzee gevangen genomen en ingesloten in een der Duitse gebouwen te Zierikzee.

In verband met het feit, dat de Duitsers een Politieman en een vrouw bij de dijk gezien hadden - namelijk verbalisant met echtgenote - en het inmiddels was doorgedrongen dat ook wij hiermede van doen hadden, hebben de Duitsers in de nacht van 8 December 1944 een meisje, genaamd Anna HAGE, oud 37 jaar, wonende te Zierikzee Rode-Dorp B.142 van haar bed gelicht en ook apart in het Weermachtsheim te Zierikzee gevangen gezet.

In het Weermachtsheim te Zierikzee heeft de Zoll-Sekräter, genaamd CLAUSE, Feldpostno (onbekend) persoonlijk met een gummistok mishandeld de mensen vd BEEK en BOOT.



Dit pand was het Wehrmachtsheim in Zierikzee.


Wat er verder in het Weermachtsheim is gebeurd is, heeft mij niemand kunnen verklaren. Ook Anna HAGE niet, want die werd in afzondering gehouden en alleen verhoord.

Op 8 December 1944, omstreeks 12.-- uur werden de gevangenen en Anna HAGE - met uitzondering van C. LAZONDER - per boerenwagen vervoerd van Zierikzee naar Brouwershaven, waar zij omstreeks 19.-uur arriveerden.

Te Brouwershaven werden ze gebracht op een boot, die door de Duitsers werd bemand. Nog voordat de boot de haven te Brouwershaven verliet, is de Armeens Onder Off. Jork MIKINIEJAN van boord in het water gesprongen. De begeleidende Duitsers hebben het vuur geopend, maar vermoedelijk is hij niet verwond aan wal gekomen en gevlucht.

Van Brouwershaven zijn de mensen vervoerd naar Ouddorp vanwaar zij met een boerenwagen gebracht zijn naar MIDDELHARNIS.

In de nacht van 8 op 9 December 1944 ter dood veroordeeld door middel van de strop. De onroerende goederen moesten worden in brand gestoken en de roerende goederen werden verbeurd verklaard.

Op 9 December 1944, werden deze mensen - met uitzondering van Anna Hage, die te Middelharnis werd vrijgesproken, niet meer naar het eiland Schouwen en Duiveland terug mocht - van MIDDELHARNIS teruggevoerd naar BROUWERSHAVEN, waar zij laat in de avonduren gearriveerd zijn. Van Brouwershaven zijn de mensen met een vrachtauto vervoerd naar HAAMSTEDE waar ze in een bunker werden opgesloten.

Op 10 December 1944, omstreeks 12.-- uur zijn mijn vrienden in de laan van het Slot "Moermond" te RENESSE in het openbaar terechtgesteld door middel van de strop.

Met de handen op de rug gebonden werden deze goede vaderlanders ter dood gebracht en hun lijken moesten daar ten aanschouwen van het publiek blijven hangen tot 11 December 1944 te 15.-- uur.

Van elke niet geëvacueerde gemeente moesten er 5 mensen de gruweldaad aanschouwen, waaronder ook de vader van Jan VERHOEFF van BROUWERSHAVEN en de drie gebroeders JONKER van de terechtgestelde J.P. en L.M. JONKER, wonende te HAAMSTEDE.

De Vrouwen en kinderen werden daarna allen uit hun woningen verdreven en hun huisraad werd weggesleept.

De zwaar verwonde LAZONDER, die niet ter terechtzitting te MIDDELHARNIS aanwezig was geweest, maar eveneens ter dood was veroordeeld, lag, bij de terechtstelling op een brancard en moest bijna stervend deze onmenselijke moordenaarspraktijken aanschouwen. Op 10 December 1944 is hij in de avonduren gestorven en zijn ontzield lichaam hebben de Duitsers naast de andere terechtgestelden gehangen tot 12 December 1944 te 15.-- uur.

In verband met deze gruweldaden, zijn door mij, WISSE, verschillende personen verhoord:

Getuige 1: LIEVEN CORNELIS van der VELDE, oud 40 jaar, van beroep secretaris der gemeente HAAMSTEDE, wonende te HAAMSTEDE, Weststraat 160, die verklaarde: "Op Zondag 10 December 1944, omstreeks 10.-- uur kwam bij mij aan mijn woning een Duits soldaat. Hij deed erg zenuwachtig en gehaast. Hij deelde mij mede, dat ik moest zorgen dat zich direct 10 ingezetenen van de gemeente Haamstede en Burgh zich moesten melden bij Luitenant KLUMPE in de bunker aan het eind van de Slotlaan te Haamstede. Ik antwoordde dat ik geen arbeidsbemiddelaar was en hij zich maar moest vervoegen op het Arbeidsbureau. Enige tijd later kwam dezelfde soldaat weer terug met de mededeling, dat het geen arbeiders moesten zijn, doch dat het een geheel andere zaak was en ik zelf met hem mee moest gaan naar Luitenant KLUMPE.

Ik ben daarop met die soldaat meegegaan.

In de bunker aangekomen, deelde KLUMPE mij mede: "Wij hebben geen arbeiders nodig, het gaat om een geheel ander geval. Er hebben 10 personen getracht van het eiland weg te komen en die hebben we gepakt. U moet deze 10 mensen (hierbij toonde hij een briefje met namen) waarschuwen dat ze om 11.-- uur zijn bij het gemeentehuis te Renesse. Zijn ze er niet op tijd, dan worden ze later opgehangen." Op het aan mij getoonde lijstje kwamen de namen voor van de navolgende personen:

J.P.C.Boot te Haamstede; L.C. v.d. Velde te Haamstede; S.Geleinse; M. den Boer; M.J.Jonker; J.P.Jonker; C.J.Jonker; N.W.Landegent; W.Beije; allen wonende te Haamstede en B.Th.Boot, wonende te Burgh. Het was intussen 10.30 uur geworden en ik deelde hem mede, dat ik niet kon zorgen, dat al die mensen op tijd te Renesse aanwezig zouden zijn. Daarna ben ik uit die bunker vertrokken.

Aan het eind van de Slotlaan zag ik toevallig de 3 gebroeders Jonker staan, zodat ik hen de boodschap kon mededelen. Ik wist namelijk niet, dat 2 van hun broers bij de terechtstelling betrokken waren.

Wij kwamen ongeveer 11.30 uur te Renesse aan ten gemeente huize, waar reeds een twintigtal mensen aanwezig waren, waaronder verschillende Burgemeesters en Secretarissen der gemeenten en ook de vader van Jan Verhoeff.

Om 12 uur moesten wij het gemeentehuis verlaten en ons met 3 personen naast elkander opstellen. Onder geleide van een groot aantal zwaar bewapende Duitse militairen moesten we naar de laan de het Slot "Moermond" marcheren.

Langs de weg lagen overal een groot aantal militairen achter de mitrailleurs, terwijl langs de gehele route soldaten patrouilleerden met het geweer in den aanslag en met handgranaten bij zich.

Bij de oprijlaan van het slot Moermond aangekomen moesten wij een poosje blijven wachten. Allerlei veronderstellingen werden gemaakt. De een dacht dat we allen gefusilleerd zouden worden, de ander dacht aan gijzeling enz.

Een ogenblik daarna kwam er een huifkar, bespannen met twee witte paarden, hard de laan oprijden. We konden niet zien wie zich op de wagen bevonden, doch wij vermoedden, dat zich hierop de 10 door de Duitsers gevangen personen bevonden.

Verder zag ik ook dat op een draagbaar een persoon de Slotlaan werd ingedragen. Ik vermoedde, dat dit de heer Lazonder geweest is.

Een ogenblik later moesten wij opnieuw aantreden en marcheren naar het begin van het slot "Moermond". Daar zagen wij dat tussen de aldaar staande bomen aan de rechterzijde van de oprijlaan dikke ronde balken waren aangebracht, waaraan een aantal mensen hingen. De handen van al deze mensen waren op de rug vastgebonden en verschillende van hen vertoonden nog tekenen van leven.

Bij de terechtstelling waren aanwezig: Luitenant KLUMPE, Hauptman SCHÜTZ, Eilandcommandant; Hauptman BECKER, Bezirkscommandant; Ober-Luitenant WELSCH, Ortscommandant te Renesse; Luitenant AEGER van Haamstede.

Door Hauptman BECKER werd hierop het vonnis voorgelezen van het Kriegsgericht te MIDDELHARNIS, waarin vermeld stond dat deze gehangenen door middel van de strop moesten worden gedood omdat zij getracht hadden met de vijand in contact te komen en militaire gegevens in handen van de vijand wilden geven.

Alle goederen van de veroordeelden werden verbeurd verklaard, terwijl hun huizen, wanneer die alleen stonden, moesten worden verbrand en indien de huizen tussen andere gebouwen stonden, zodat verbranding niet mogelijk was, dan moesten deze gebouwen worden ontruimd en door de Burgemeester aan te wijzen gezinnen worden bewoond.

Blijkens uitspraak van het Kriegsgericht was de Heer LAZONDER zwaar gewond en hij zou worden opgehangen, zodra hij enigszins was hersteld.

De lijken moesten 2 maal 24 uur blijven hangen en zouden daarna worden begraven.

Hauptman BECKER deelde hierna nog mede, dat bij volgende tegenwerking ten aanzien van de Duitsers of bij sabotagehandelingen een nog groter aantal personen gearresteerd zou worden en dezelfde dood moesten ondergaan."


Getuige 2. CORNELIS WILLEM den BOER, oud 18 jaar, wonende te Haamstede, Sluispad 97, die verklaarde:

"Op 5 December 1944 werd ik opgesloten in een kamer van de bunker op het Slot Haamstede. De reden waarom ik opgesloten werd, was, dat ik nimmer voor de Duitsers wilde werken.

Zaterdagavond 9 December 1944 kwam er Luitenant, genaamd SAEGER naar mij en vroeg mij, wat ik nu eigenlijk wilde, voor de Weermacht werken of worden opgehangen.

De ernst van de toestand inziende, antwoordde ik hem: "Ik werk niet voor mijn vijanden, hang mij dan op."

Zondagmorgen 10 December 1944 werd ik weer uit de bunker gehaald en buiten stonden twee Luitenants van de Duitse Weermacht met een meisje, genaamd Maatje FONDSE wonende te Haamstede. Ik hoorde dat het meisje aan die lui vroeg: "Wat moet er met die mensen gebeuren." Luitenant SAEGER antwoordde, dat ze werden opgehangen. Enkele meters van mij zag ik enkele mensen staan met de rug naar mij toegekeerd.

Onmiddellijk kwamen er toen twee huifkarren aanrijden, bespannen met paarden. In de eerste kar moesten die mensen en in de tweede moest ik met een aantal militairen.

In Renesse aangekomen, moesten die mensen in een houten hok en ik moest bij de deur blijven staan. Ik hoorde dat die mensen zongen van: "Een Vaste Burght is onze God". Al zingende, verlieten zij het hok en moesten ze achter elkander plaats nemen op een lange tafel. Een van de officieren, ik meen dat het KLUMPE was, heeft die mensen een voor een de strop omgedaan. Toen dit gebeurd was, trapten de soldaten de tafels weg, waarop deze mensen hadden gestaan. Op dat moment werd mij gezegd, dat ik me moest omkeren. Direct daarop hoorde ik een doffe val en omkijkend, zag ik een der mensen op de grond liggen. Hij werd wederom op een tafel geplaatst en vastgebonden.

Toen alles was afgelopen, mocht ik met de andere mensen die daar stonden, naar huis terugkeren."


Getuige 3. HENDRIKUS VERHOEFF, oud 59 jaar, Plaatselijk commandant Binnenlandse Strijdkrachten, wonende te Brouwershaven, Haven 29. Hij verklaarde:

"Het is mij op 8 December 1944 bekend gemaakt dat mijn zoon Jan te Zierikzee op 7 December 1944 door de Duitsers was gevangen genomen. Ik wist van deze onderneming alles af en met mijn toestemming is Jan vertrokken.

Op Vrijdagavond 8 December 1944, omstreeks 19,-- uur, kwam er een boerenwagen de haven van Brouwershaven oprijden. Toen ik zag dat er mensen op vervoerd begreep ik direct, dat ook mijn zoon daar bij was. Mijn vrouw -dochters en ik zijn de straat opgelopen en hebben nog geroepen: "Dag Jan." Ik hoorde toen nog een flauw roepen: "Daag".

Het was mij toen bekend, dat ze over water werden weggevoerd.

Op Zondag 10 December 1944 werd mij door de Duitser SCHRÖDER, ingedeeld bij de Grenspolitie te Brouwershaven, medegedeeld, dat ik met nog 4 personen om 11.-- uur te Renesse moesten zijn.

Ik wist niet wat er gebeuren moest. Allerlei veronderstellingen werden door mij gemaakt. Mijn vaste overtuiging was, dat de gevangen genomen mensen waren weggevoerd en dus zeker niet op het eiland aanwezig waren.

Te Renesse aangekomen, waren er al meer personen verzameld, die van andere gemeenten opgeroepen waren. Ook deze personen wisten niet wat er ging gebeuren.

Ongeveer 12.-uur, moesten wij met drieën naast elkander marcheren naar de Slotlaan van "Moermond" te Renesse.

Daar zag ik mijn enigste zoon kind hangen. Het was voor mij niet te geloven. Eerst had ik ze over het water zien wegvoeren en nu brachten ze mij voor zijn pas ontzielde lichaam.

Ze hebben mij alles wat ik op aarde bezat ontnomen. Mijn opgedragen taak, namelijk het de vijand zo lastig mogelijk te maken en tegen te werken, heb ik tot het laatst volbracht."


Getuige 4. Cornelis Jan JONKER, oud 32 jaar, van beroep Groente en Fruithandelaar, wonende te Haamstede, Zuidstraat 86, die verklaarde:

"Op Zondag 10 December 1944, omstreeks 10.30 uur, stonden wij - de 3 gebroeders JONKER- bij het Slot te Haamstede. Wij vroegen nog een laatste woord te mogen wisselen met onze broers n.m. Joost en Leendert, die op het Slot in een bunker waren opgesloten. Dat werd ons door de Duitsers geweigerd.

Even daarna kwam de secretaris der gemeente Haamstede naar ons toe en deelde ons mede namens Luitenant KLUMPE, dat wij met z'n drieën om 11.-- uur te Renesse moesten zijn.

Daar hebben wij aan voldaan en wisten niet wat daar gebeuren zou. Bedreigd met mitrailleurs moesten we een poos later de gruwelijkste dood aanschouwen. Onze broers Leendert en Joost waren beiden opgehangen."


Getuige 5. Zuster TECLA, Verplegingszuster, (NON) in het Rooms-Katholieke Ziekenhuis "Liefdehuis" te Zierikzee, die verklaarde:

"Op Vrijdagavond 8 December 1944, omstreeks 17 uur werd er alhier gebeld en wij zagen een troep Duitsers staan. Toen de deur door ons werd geopend, zagen wij dat die militairen een burger bij zich hadden. De man werd binnengebracht.

Spoedig bleek mij, dat hij zwaar was verwond. Dadelijk begreep ik dat het een van de burgers was, die op 7 December 1944, dus de vorige avond door de Duitsers was gevangen genomen, omdat zij poogden te ontvluchten naar het bevrijde gebied. Onder de Duitsers bevond zich de Duitse Arts LEMPKE. Deze arts had de wonden, die, hoofdzakelijk door schoten waren veroorzaakt, niet verbonden.

Wij hebben die man, die later de heer LAZONDER bleek te zijn verbonden en in bed gedaan. Daar was hij ons zeer dankbaar voor. Hij was bang om iets te zeggen.

Wij zusters konden zien, dat de heer Lazonder geweldig veel pijn had en aangezien de onmenselijkheid, namelijk deze man een nacht en een dag te laten liggen op de plaats waar ze hem hadden gevangen genomen, had hij veel bloed verloren. Mijn vaste overtuiging is dan ook, dat hij longontsteking heeft opgelopen, gezien de geweldig hoge koorts.

De kleren, die hij aan had, waren door en doornat. Hij had een schotwond in zijn achterhoofd. Zijn voeten waren totaal ontveld. Op een zijner benen kon hij niet meer staan en het was zodanig, dat deze verlamd bleek te zijn.

Hij heeft mij nog gezegd: "Zuster die beide schoten in mijn beide bovenarmen hebben ze mij gegeven om me te martelen."

Ik ben niet bekend met het militaire leven, maar ik kon wel zien dat tijdens een vuurgevecht niet iemand aangeschoten kan worden op plaatsen waar den Heer Lazonder verwond was.

Hij had n.m. twee schoten, in iedere schouder een schot, welke de punten van de longen hadden geraakt.

Je kon duidelijk zien, dat ze hem die schoten hadden toegebracht, terwijl hij op z'n rug lag. Aan beide schouders waren de schoten op gelijke hoogte.

Nog diezelfde nacht, omstreeks 1.30, hebben de Duitsers hem weer weggehaald.

Wij hebben nog het mogelijke gedaan om LAZONDER in het ziekenhuis te houden en gezegd dat het verschrikkelijk was een zwaar verwond mens te vervoeren, maar het was doelloos. Ze hebben LAZONDER met een auto meegenomen."


Getuige 6. Anna Hage, oud 37 jaar, ambtenares Distributiekantoor, wonende te Zierikzee, Rode Dorp B 142, die verklaarde:

"Vrijdagmorgen, 8 December 1944, omstreeks 3.30 uur, werd ik door drie Duitsers en een Wachtmeester der Marechaussee, genaamd Dirk VISSER, wonende te Zierikzee, van bed gehaald en gearresteerd. Zij brachten mij naar de Duitse Grenspolitie.

Wat er aan de hand was, wist ik niet en wat ik daar moest doen, wist ik nog veel minder. Ik ben daar geweest tot 's middags 1.30 uur. Daarna werd ik gehaald en naar een andere woning overgebracht.

Daar binnen gekomen zaten daar 4 Duitsers, waaronder ook de Duitser CLAUSE.

Laatst genoemde was aan het telefoneren. Ik hoorde hem zeggen: "Die vrouw hebben wij ook." In die woning zat ook de Ortscommandant van Zierikzee, de Obergefreiter BAUMAN. Deze vroeg mij, wat ik de vorige avond gedaan had. Ik antwoordde hem, dat ik gewoon thuis geweest was en om 22.30 uur naar bed was gegaan. Ook vroeg hij mij of ik de Politiemannen uit Zierikzee kende, of ik wel eens een vergadering bijwoonde. Verder, of ik de Politie-agent Van der Beek kende en daar heb ik bevestigend op geantwoord.

Diezelfde dag, kwam er een boerenwagen voor het gebouw, waar ik werd verhoord en daar zaten een aantal mensen op. Ik moest ook op de wagen plaats nemen. Ik kende Van der BEEK en Iman van der BIJL van Zonnemaire, de anderen niet. Tijdens de reis op de wagen - wij kwamen omstreeks 19.-uur te Brouwershaven aan - hoorde ik Van der Beek met een andere man fluisterend praten. Volgens mij was de man waar Van der BEEK mee sprak een Armeen. Van der Beek gaf hem te kennen, dat hij zwijgen moest en dat ze elkander niet kenden.

In Brouwershaven gekomen moesten we op de boot. Met de handen in de hoogte moesten wij aan boord. We zijn allen zwaar mishandeld geworden. Nauwelijks was ik op de boot, of ze hadden mij de enkels al kapot geschopt. Van der BEEK werd erg zwaar mishandeld.

Aan boord van het schip waren ook aanwezig de Eiland-Commandant, Hauptmann SCHUTZ en nog andere Officieren, die allen zijn meegegaan. Toen we ongeveer 10 minuten gevaren hadden en de haven van Brouwershaven nog niet uit waren, sprong er een van de mensen over boord. Onmiddellijk begonnen de Duitsers te schieten.

In het donker zag ik een persoon over de dijk kruipen, dat kon ik zien, tegen de horizon. Wij moesten het daarop ontgelden. Plat op de buik moesten we op dat ijzeren schip gaan liggen en over elk lichaam kwam een Duitser te staan. Het vervoer had plaats in de stromende regen.

Eindelijk kwamen we in OUDDORP aan van de boot af. Vandaar werden we met een wagen naar MIDDELHARNIS vervoerd. Direct zijn de Duitsers in een woning met het verhoor begonnen. Aan dit verhoor heeft ook Hauptman SCHUTZ deelgenomen en naar ik meen 4 andere hoge Duitse Officieren. Van der BEEK werd het eerst en het langst verhoord. Hij heeft tijdens de reis en het verhoor ontzettend veel klappen gehad.

Op 9 December 1944, omstreeks 5.30 uur in de morgen was het verhoor afgelopen. Ik ben van mening, dat Van der BEEK mij heeft vrij gepleit, want toen het verhoor was afgelopen, werd mij gezegd, dat ik het eiland Schouwen en Duiveland niet meer betreden mocht.

Het is mij niet bekend, dat de mensen na het verhoor zijn aangezegd, dat ze ter dood zijn veroordeeld.

De Duitsers die ons van Brouwershaven naar Middelharnis hebben begeleid, kan men beschouwen als rasploerten. Ze waren ontzettend gemeen en vals. Vanaf het moment toen zij mij van bed hebben gehaald tot het moment, dat die andere mensen weer terug naar Brouwershaven werden vervoerd, hebben we geen eten en drinken gehad.

Ik had met deze zaak niets te maken en later kwam ik tot de ontdekking, dat ik opgepikt werd voor Uw vrouw."


Getuige 7: Jan van der WERF, oud 70 jaar, van beroep gemeentebode, wonende te Haamstede, Laan A. 29, die verklaarde:

"Op Zondag 10 December 1944, zijn te Renesse 9 Nederlanders gedood, door middel van de strop.

Op Maandagmiddag, 11 December 1944 te omstreeks 14.-- uur hebben wij de lijken losgesneden en begraven op de Algemene Begraafplaats te Renesse. De lijken werden niet gekist, want dat mocht niet van de Duitsers. Al hun persoonlijke eigendommen zijn grafwaarts gegaan, want de families mochten die niet hebben.

Op Dinsdagmiddag 12 December 1944, hebben wij het 10de lijk, namelijk het lijk van LAZONDER van de strop gehaald en naast de andere mensen in een gemeenschappelijk graf begraven."


Getuige 8. Jan Hubrecht BRABER, oud 42 jaar, van beroep timmerman wonende te Renesse, Ring 23, die verklaarde:

"Op Maandagmiddag, 11 December 1944, omstreeks 14.-- uur heb ik met nog enkele andere werkmensen de lijken van de ter dood gebrachte personen op het kerkhof te Renesse begraven. Het begraven geschiedde onder toezicht van de Duitsers.

Het lijk van de heer LAZONDER, werd door ons op 12 December 1944 van de strop gesneden en eveneens naast de andere mensen in een gemeenschappelijk graf begraven.

Het is mij opgevallen, dat verschillende van de mensen ernstig waren verwond in het bijzonder de Heer LAZONDER, die ik al jaren gekend heb als Secretaris onzer gemeente. Zijn hoofd vertoonde diepe wonden. Zijn jas was over zijn schouders geslagen en zijn bovenbroek had hij niet meer aan. Schandaliger wijze hebben de Duitsers niet kunnen handelen als dat ze met deze mensen hebben gedaan."


Gegevens omtrent verbeurd verklaring:
Maatregelen die de Duitsers namen met de familie van de slachtoffers:

Ouders van Jan VERHOEFF: Deze werden op Zondag 10 December 1944 uit hun woning gezet. De schade aan huisraad en verfwaren, bedraagt ongeveer F 7000.- Zijn onbemiddeld.

Ouders van M.v.d.KLOOSTER: Deze werden op Zondag 10 December 1944 uit hun woning verwijderd. De schade aan huisraad en de gehele span van de grote boerderij, bedraagt naar schatting F 27000,--. Zijn bemiddeld, zelfs zeer rijk.

Moeder van I. v.d.BIJL (weduwe): Deze werd op 10 December 1944 uit haar boerderij op straat gezet. De schade aan huisraad en de gehele span van haar grote boerderij, bedraagt naar schatting F 27000,--. Is bemiddeld en zeer rijk.

Echtgenote van C.LAZONDER: was reeds met haar kind op 3 December ondergedoken. Haar woning werd op 10 December 1944 leeggeroofd. Is bemiddeld.

Echtgenote van A.M.PADMOS: geen maatregelen. Niet onbemiddeld.

Echtgenote van J.P.JONKER: geen maatregelen. Niet onbemiddeld.

Echtgenote van L.M.JONKER: geen maatregelen. Niet onbemiddeld.

Ouders van W.M.BOOT: geen maatregelen. Zijn onbemiddeld.

Echtgenote van J.OUDKERK: alles leeggeroofd. Mevrouw de Weduwe OUDKERK werd op 10 juni 1945 opgenomen in het Krankzinnigengesticht te LOOSDUINEN. Het verlies van haar man op die wijze heeft haar aangegrepen en met bovenstaand gevolg.

Echtgenote van M.K.v.d.BEEK: geen maatregelen.


Volledige gegevens van de terechtgestelden.

1. Jan Andreas VERHOEFF, geboren te Brouwershaven, 25 Juni 1911, van beroep schilder, wonende te Brouwershaven, Haven A.29.

2. Marcus Pieter van der KLOOSTER, geboren te Brouwershaven, 11 November 1912, van beroep landbouwer, wonende te Brouwershaven, Spuislop C 51;

3. Iman Marinus van der BIJL, geboren te Zonnemaire, 14 Augustus 1914, van beroep landbouwer, wonende te Zonnemaire, B 145.

4. Cornelis LAZONDER, geboren te Giessen-Nieuwkerk, 10 April 1913, van beroep Secretaris der gemeente Renesse, wonende te Renesse, Burgemeester Scholderlaan B 292.

5. Adriaan Martijn PADMOS, geboren te Renesse 23 September 1919, van beroep timmerman, wonende te Renesse, Laan B 285.

6. Joost Pieter JONKER, geboren te Brouwershaven, 24 Augustus 1902, van beroep metselaar, wonende te Haamstede, Smallewegje 102.

7. Leendert Marie JONKER geboren te Haamstede, 22 Maart 1915, van beroep metselaar, wonende te Haamstede, Achterweg 239.

8. Willem Maarten BOOT, geboren te Ellemeet, 4 Januari 1920, van beroep ambtenaar ter Secretarie der gemeente Renesse, wonende te Serooskerke.

9. Johannis OUDKERK, geboren te Wolphaartsdijk, 19 Maart 1900, van beroep timmerman, wonende te Renesse, Dorpsstraat.

10. Menke Koos van der BEEK, geb. te Tegelen, 23 November 1918, van beroep agent van Politie te Zierikzee, wonende te Zierikzee.


Gegevens omtrent verdachten:

Luitenant KLUMPE, vermoedelijk op 7 December 1944 vanuit Middelburg naar het eiland Schouwen en Duiveland gekomen. Feldpost no 44709E. Feldpost no.34828E zal hij vermoedelijk te Haamstede gebruikt hebben. Deze heeft de terechtgestelden de strop omgedaan.

Hauptman SCHUTZ, eiland-Commandant van Schouwen en Duiveland. Veldpost no. 34828A. te Haamstede. Gaf Luitenant KLUMPE opdracht het vonnis te voltrekken. Nam zitting in het Kriegsgericht te Middelharnis.

Oberst-Luitenant VON ALBENSLEBEN, Eiland-Kommandant Goeree en Overflakkee. Heeft het doodvonnis te Middelharnis uitgesproken en mede ondertekend. Veldpost no. 47545 A.

Hauptman BECKER, Bezirkskommandant te Renesse. Was bij de terechtstelling tegenwoordig en dreigde met nog meer te zullen ophangen, indien tegenwerking en sabotagehandelingen zouden plaatshebben. Veldpost no. 40706.

Zoll-Sekretair CLAUSE, Veldpost No. onbekend, die de mensen aan de dijk heeft gevangen laten nemen en beestachtig heeft mishandeld.

Ober-Luitenant WELSCH, Ortskommandant te Renesse, Veldpost no.34828.

Luitenant SAEGER, Standplaats te Haamstede. Veldpost no. 06805.

Ober-Luitenant RADTKE, te Haamstede, Veldpost no. 34828.

Ober-Feldwebel Frits WEZER, Renesse Veldpost no. 06805.

Haupt-Feldwebel Frans BAUER, Renesse Veldpost no. 06805.

De Engelse Piloten, omschreven op bladzijde 1, zijn ontkomen maar op 28 December 1944 door de Duitsers gevangen genomen te Nieuwerkerk, waar zij zich schuil hielden in een boerderij.

De Armeens Onder Officier, waarvan getuige HAGE spreekt is vermoedelijk omstreeks 15 Februari 1945 in de buurt van KERKWERVE uit het water opgehaald. De aldaar aanwezige Duitse militairen deelden de Arts v.d. MOER, wonende te Brouwershaven mede, dat er geen Duitsers werden vermist. Volgens het signalement dat Dr.v.d.MOER mij verbalisant, op 12 Juni 1945 opgaf, bleek, dat het niet onmogelijk is, dat Jork MIKINIEJAN te KERKWERVE na de vlucht van de boot te water is geraakt en verdronken is. Het signalement en de kleren die hij volgens Dr.v.d.MOER aanhad, komen overeen met hetgeen hij droeg op 7 December 1944, de avond van ons vertrek.

Het lijk ligt te Brouwershaven op de Algemene Begraafplaats begraven.

Volgens verklaringen van burgers en een Armeens militair, die de Middelharnis vertoeft en gehuwd is met een meisje, afkomstig van Middelharnis, zijn er op Zaterdag 9 December 1944 door de Duitsers 7 Armeense militairen te OUDDORP doodgeschoten. Dit stond in verband met de vlucht van de armeen Jork MIKINIEJAN.

Bij dit proces-verbaal gaan 10 overlijdensacten als bijlage.

Waarvan door mij, WISSE, op de eed bij de aanvang mijner bediening afgelegd is opgemaakt dit proces-verbaal, dat ik na ondertekening overgaf aan het Hoofd van de Politieke Recherche te Zierikzee.

Gesloten te Brouwershaven, 1 October 1945.

(w.g. Chr.Wisse)


Lijst van verzending:

1e; Het Departement van Justitie.
2e; Procureur-Generaal Fung, Dir.v.Politie te 's-Hertogenbosch.
3e; Officier van Justitie te Middelburg.
4e; Stichting 1940-1945.
5e; Grote Advies Commissie der Illegaliteit.
6e; Hoofd van de Internering te Zierikzee.
7e; Hoofd Bureau Internering Zeeland te Middelburg.
8e; Districs-Commandant der Rijkspolitie te Zierikzee.
9e; Afdelings-Commandant der Rijkspolitie te Middelburg.
10e; om door mij te worden behouden.